Toyota Auris Hybrid Touring Sports (2018). Manual in Dutch — 10

394
5-6. Gebruik van Bluetooth®-apparaten
Eerste menu
Tweede menu
Derde menu
Uitleg
“Add contacts”
Toevoegen van
(contactperso-
een nieuw num-
nen toevoegen)
mer
“Add SD”
Registreren van
(snelkiesnum-
een snelkies-
mer toevoegen)
nummer
Een nummer
“Delete call his-
verwijderen dat
tory” (oproepge-
in de oproepge-
schiedenis
schiedenis is
verwijderen)
“Phonebook”
opgeslagen
Een nummer
“Delete con-
verwijderen dat
tacts” (contacten
in het telefoon-
verwijderen)
boek is opgesla-
gen
PHONE of TEL
“Delete other
PB” (andere
Verwijderen van
telefoonboek-
telefoonboekge-
gegevens verwij-
gevens
deren)
“Call volume”
Instellen van het
(geluidsvolume
gespreksvolume
oproep)
“HF sound set-
“Ringtone
ting” (geluidsin-
Instellen van het
volume”
stelling HF)
beltoonvolume
(beltoonvolume)
“Ringtone”
Instellen van de
(beltoon)
beltoon
“Transfer history”
Overzetten van
(geschiedenis
-
de oproepge-
overzetten)
schiedenis
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Functies Bluetooth®-audio/telefoon
Afhankelijk van het Bluetooth®-apparaat zijn sommige functies mogelijk niet
beschikbaar.
5-6. Gebruik van Bluetooth®-apparaten
395
Gebruik van de toetsen op het stuurwiel
U kunt de stuurwieltoetsen gebruiken om een aangesloten
mobiele telefoon of draagbare digitale audiospeler (draagbare
speler) te bedienen.
Bedienen van een Bluetooth®-telefoon met de stuurwieltoetsen
1
Volume
Het volume van de gesproken
aanwijzingen kan niet met deze
toetsen worden geregeld.
2
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-sys-
teem in/brengt een gesprek tot
stand
3
Toets gesprek beëindigen
Schakelt het handsfree-telefoonsysteem uit/beëindigt gesprek/wei-
5
gert inkomend gesprek
4
Spraaktoets
Er wordt een bericht weergegeven.
396
5-6. Gebruik van Bluetooth®-apparaten
Registreren van een Bluetooth®-apparaat
Alvorens de Bluetooth®-audio/telefoon te gebruiken, moet een
Bluetooth®-apparaat in het systeem worden geregistreerd. U
kunt maximaal 5 Bluetooth®-apparaten registreren.
Registreren van een Bluetooth®-apparaat
1
Druk op de toets SETUP ENTER en selecteer “Bluetooth*” met de
toets <SELECT of TUNE>.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
2
Druk op de toets SETUP ENTER en selecteer “Pairing” (koppelen)
met de toets <SELECT of TUNE>.
Er wordt een toegangscode weergegeven.
Niet SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth®-appara-
3
ten: Voer de toegangscode in in het apparaat.
SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth®-apparaten:
Selecteer “Yes” (ja) om het apparaat te registreren. Afhankelijk van
het type apparaat wordt het mogelijk automatisch geregistreerd.
Als een Bluetooth®-apparaat zowel muziek kan afspelen en als
mobiele telefoon kan worden gebruikt, worden beide functies tegelij-
kertijd in het systeem geregistreerd. Wanneer het apparaat wordt ver-
wijderd, worden beide functies tegelijkertijd verwijderd.
Als de toets gesprek aannemen wordt ingedrukt en de PHONE- of
TEL-modus wordt geselecteerd terwijl er geen telefoons zijn geregis-
treerd, wordt het registratiescherm automatisch weergegeven.
5-7. Menu SET UP
397
Gebruik van het menu SET UP
(“Bluetooth*”-menu)
Door een Bluetooth®-apparaat te registreren in het systeem, kan
het systeem werken. Voor aangemelde apparaten kunnen de
volgende functies worden gebruikt:
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Registreren van een draagbare speler
Selecteer “Pairing” (koppelen) met de toetsen <SELECT, TUNE> en
SETUP ENTER (→Blz. 393) en voer de procedure voor het registre-
ren van een draagbare speler uit. (→Blz. 396)
Overzicht weergeven van de geregistreerde mobiele telefoons
Selecteer
“List phone”
(telefoonlijst) met de toetsen
<SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393) De lijst met geregistreerde
5
mobiele telefoons wordt weergegeven.
● Aansluiten van de geregistreerde mobiele telefoon op het audiosys-
teem
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de mobiele telefoon die moet worden aangesloten.
2
Selecteer
“Select”
(selecteren) met de toetsen
<SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
● Een geregistreerde mobiele telefoon verwijderen
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de mobiele telefoon die moet worden verwijderd.
2
Selecteer
“Delete”
(verwijderen) met de toetsen
<SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
3
Druk op
“Yes” (ja).
398
5-7. Menu SET UP
● Verbreken van de verbinding van de geregistreerde mobiele tele-
foon van het audiosysteem
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de mobiele telefoon waarmee de verbinding moet
worden verbroken.
Selecteer “Disconnect” (verbinding verbreken) met de toetsen
2
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
3
Druk op
“Yes” (ja).
Overzicht weergeven van de geregistreerde draagbare spelers
Selecteer “List audio” (audiolijst) met de toetsen <SELECT, TUNE>
en SETUP ENTER. (→Blz. 393) De lijst met geregistreerde draagbare
spelers wordt weergegeven.
● Aansluiten van de geregistreerde draagbare speler op het audio-
systeem.
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de draagbare speler die moet worden aangesloten.
2
Selecteer
“Select”
(selecteren) met de toetsen
<SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
● Verwijderen van een geregistreerde draagbare speler
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de draagbare speler die moet worden verwijderd.
2
Selecteer
“Delete”
(verwijderen) met de toetsen
<SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
3
Druk op
“Yes” (ja).
5-7. Menu SET UP
399
● Verbreken van de verbinding van de geregistreerde draagbare spe-
ler van het audiosysteem.
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de draagbare speler waarvan de verbinding moet
worden verbroken.
Selecteer “Disconnect” (verbinding verbreken) met de toetsen
2
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
3
Druk op
“Yes” (ja).
● Selecteren van de verbindingsmethode
Selecteer met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER
1
de naam van de gewenste draagbare speler.
Selecteer “Connection method” (verbindingsmethode) met de
2
toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
Selecteer “From vehicle” (van auto) of “From audio” (van audio-
3
speler) met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
5
Wijzigen van de toegangscode
Selecteer “Passkey” (toegangscode) met de toetsen <SELECT,
1
TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
Voer een toegangscode van 4 tot 8 cijfers in met de toetsen
2
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
Voer de cijfers van de code een voor een in.
3
Druk op
“Enter” (bevestigen) wanneer de gehele toegangs-
code is ingevoerd.
Wanneer het te registreren getal 8 cijfers heeft, hoeft u niet op
“Enter” (bevestigen) te drukken.
400
5-7. Menu SET UP
Automatisch verbinding maken van het apparaat aan of uit
Als “BT power” AAN wordt gezet, maakt het geregistreerde apparaat
automatisch verbinding wanneer het contact in de stand ACC wordt
gezet.
1
Selecteer “BT power” met de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP
ENTER. (→Blz. 393)
2
Selecteer “On” (aan) of “Off” (uit) met de toets SETUP ENTER.
Weergeven van status apparaat
Selecteer “Bluetooth* info” met de toetsen <SELECT, TUNE> en
SETUP ENTER. (→Blz. 393)
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
● Weergeven van naam apparaat
Selecteer “Device name” (toestelnaam) met de toetsen <SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
● Weergeven van adres apparaat
Selecteer
“Device address”
(adres apparaat) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
Weergave bevestiging van automatische verbinding aan of uit
Als “Display setting” (instelling display) AAN wordt gezet, wordt de
verbindingsstatus van de draagbare speler weergegeven wanneer het
contact in de stand ACC of AAN wordt gezet.
1
Selecteer
“Display setting”
(instelling display) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Selecteer “On” (aan) of “Off” (uit) met de toets SETUP ENTER.
5-7. Menu SET UP
401
Initialisatie
Selecteer “Reset” (resetten) met de toetsen <SELECT, TUNE> en
SETUP ENTER. (→Blz. 393)
● Initialiseren van de geluidsinstellingen
Selecteer
“Sound settings”
(geluidsinstellingen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
Voor meer informatie over geluidsinstellingen: →Blz. 405
● Initialiseren van de informatie over het apparaat
Selecteer “Car Device Info” (informatie apparaat) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
De gebruikersspecifieke toegangscode en het display voor automatische
bevestiging keren terug naar de standaardinstelling.
● Initialiseren van alle instellingen
Selecteer “Reset all” (alles resetten) met de toetsen <SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
5
402
5-7. Menu SET UP
Gebruik van het menu SET UP (menu
“Phone” (telefoon))
Een nieuw telefoonnummer toevoegen
Selecteer
“Add contacts”
(contacten toevoegen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
● Alle contacten uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer
“Overwrite all”
(alles overschrijven) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
● Eén contact uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer
“Add contact”
(contact toevoegen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
Instellen van snelkiesnummers
1
Selecteer “Add SD” (snelkiesnummer toevoegen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Selecteer de gewenste gegevens met de toetsen
<SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
3
Houd de gewenste voorkeuzetoets ingedrukt.
Meer informatie over het instellen van snelkiesnummers vanuit de
oproepgeschiedenis: →Blz. 411
Meer informatie over het verwijderen van snelkiesnummers:
→Blz. 410
5-7. Menu SET UP
403
Verwijderen van de oproepgeschiedenis
Selecteer “Delete call history” (oproepgeschiedenis verwijderen) met
de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
● Verwijderen van de geschiedenis van uitgaande gesprekken
Selecteer “Outgoing calls” (uitgaande gesprekken) met de toet-
1
sen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
2
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes”
(ja).
Druk op
“All” (alle) en vervolgens op
“Yes” (ja) om de
geschiedenis van alle uitgaande gesprekken te verwijderen.
● Verwijderen van de geschiedenis van inkomende gesprekken
Selecteer “Incoming calls” (inkomende gesprekken) met de toet-
1
sen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
2
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de toetsen
5
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes”
(ja).
Druk op
“All” (alle) en vervolgens op
“Yes” (ja) om de
geschiedenis van alle inkomende gesprekken te verwijderen.
404
5-7. Menu SET UP
● Verwijderen van de geschiedenis van de gemiste oproepen
1
Selecteer
“Missed calls”
(gemiste oproepen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
2
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes”
(ja).
Druk op
“All” (alle) en vervolgens op
“Yes” (ja) om de
geschiedenis van alle gemiste oproepen te verwijderen.
● Verwijderen van een nummer uit de hele oproepgeschiedenis (uit-
gaande gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproepen)
Selecteer “All calls” (alle oproepen) met de toetsen <SELECT,
1
TUNE> en SETUP ENTER.
2
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes”
(ja).
Druk op
“All” (alle) en vervolgens op
“Yes” (ja) om de
hele oproepgeschiedenis te verwijderen.
5-7. Menu SET UP
405
Verwijderen van een geregistreerd telefoonnummer
1
Selecteer “Delete contacts” (contacten verwijderen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de toetsen <SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
Druk op
“All” (alle) en vervolgens op
“Yes” (ja) om
alle geregistreerde telefoonnummers te verwijderen.
Druk op
“A-Z” om de geregistreerde namen in alfabetische
volgorde van de beginletter weer te geven.
Verwijderen van het telefoonboek van een andere mobiele tele-
foon
1
Selecteer “Delete other PB” (ander telefoonboek verwijderen) met
de toetsen <SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Selecteer het gewenste telefoonboek met de toetsen <SELECT,
5
TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
Instellen van het gespreksvolume
1
Selecteer
“Call volume”
(gespreksvolume) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Wijzigen van het gespreksvolume.
Volume verlagen: Druk op de toets <SELECT.
Volume verhogen: Druk op de toets TUNE>.
Druk op
“Back” (terug) om het volume in te stellen.
406
5-7. Menu SET UP
Instellen van het beltoonvolume
1
Selecteer
“Ringtone volume”
(beltoonvolume) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Wijzig het beltoonvolume.
Volume verlagen: Druk op de toets <SELECT.
Volume verhogen: Druk op de toets TUNE>.
Druk op
“Back” (terug) om het volume in te stellen.
Instellen van de beltoon
1
Selecteer “Ringtone” (beltoon) met de toetsen <SELECT, TUNE>
en SETUP ENTER. (→Blz. 393)
2
Selecteer een beltoon (1 - 3) met de toets <SELECT of TUNE>.
Druk op
“Back” (terug) om de geselecteerde beltoon in te
stellen.
Overzetten van de oproepgeschiedenis
Selecteer “Transfer history” (geschiedenis overzetten) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER en druk op
“Yes” (ja).
Telefoonnummer
Er kunnen maximaal 1.000 namen worden opgeslagen.
Oproepgeschiedenis
In de oproepgeschiedenis kunnen maximaal 10 nummers van uitgaande
gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproepen worden opgesla-
gen.
Beperking van het aantal cijfers
Een telefoonnummer met meer dan 24 cijfers kan niet worden opgeslagen.
5-8. Bluetooth®-audio
407
Bedienen van een Bluetooth® compatibele
draagbare speler
1
Weergave tekst
6
Afspelen
2
Afspelen/pauze
7
Selecteren van een nummer,
5
vooruit- of terugspoelen
3
Selecteer een album
8
Volume
4
Herhalen
9
Aan/uit
5
Afspelen in willekeurige
volgorde
408
5-8. Bluetooth®-audio
Selecteren van een album
Druk op
of
om het gewenste album te selecte-
ren.
Een nummer selecteren
Druk op de toets SEEK> of <TRACK om het gewenste nummer te
selecteren.
Afspelen en onderbreken van een nummer
Druk op
om een nummer af te spelen of om het afspe-
len tijdelijk te onderbreken.
Versneld vooruit-/terugspoelen van een nummer
Houd de toets SEEK> of <TRACK ingedrukt om vooruit of terug te
spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op
RDM drukt, wordt de modus voor afspelen in
willekeurige volgorde als volgt gewijzigd:
Album in willekeurige volgorde afspelen → Alle nummers in wille-
keurige volgorde afspelen → Uit.
5-8. Bluetooth®-audio
409
Herhalen
Wanneer u op
RPT drukt, wordt de modus voor herhalen als
volgt gewijzigd:
Herhalen van nummer → Herhalen van album → Uit.
Wijzigen van de weergave op het display
Druk op
“Text” (tekst).
Titel nummer en naam artiest worden op het display weergegeven.
Druk op
“Text” (tekst) of
“Back” (terug) om terug te keren naar
de vorige weergave.
Functies Bluetooth®-audiosysteem
Afhankelijk van de draagbare speler die op het systeem is aangesloten, zijn
bepaalde functies mogelijk niet beschikbaar.
5
410
5-9. Bluetooth®-telefoon
Bellen
Druk op de toets gesprek aannemen om de PHONE- of TEL-
modus te selecteren.
Bellen door een naam te selecteren
1
Selecteer “Phonebook” (telefoonboek) met de toetsen <SELECT,
TUNE> en SETUP ENTER.
Selecteer de gewenste naam met de toetsen <SELECT, TUNE> en
2
SETUP ENTER en druk op de toets gesprek aannemen.
Door op
(Add S. Dial) (snelkiesnummer toevoegen) en vervol-
gens op een van de snelkiesnummertoetsen te drukken terwijl de
gewenste naam wordt geselecteerd, kan het geselecteerde item wor-
den geregistreerd als snelkiesnummer.
Druk op
“A-Z” om de geregistreerde namen in alfabetische
volgorde van de beginletter weer te geven.
Bellen via snelkiesnummers
1
Selecteer
“Speed dials”
(snelkiesnummers) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
2
Druk op de gewenste voorkeuzetoets en druk op de toets gesprek
aannemen.
Druk, om een geregistreerd snelkiesnummer te verwijderen nadat de
gewenste voorkeuzetoets is geselecteerd, op
“Delete” (verwij-
deren) en vervolgens op
“Yes” (ja).
Bellen door een nummer in te voeren
1
Selecteer “Dial by number” (via nummer bellen) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en SETUP ENTER.
2
Voer het telefoonnummer in en druk op de toets gesprek aanne-
men.
5-9. Bluetooth®-telefoon
411
Bellen vanuit de oproepgeschiedenis
Selecteer “All calls” (alle oproepen), “Missed calls” (gemiste oproe-
1
pen), “Incoming calls” (inkomende gesprekken) of “Outgoing calls”
(uitgaande gesprekken) met de toetsen
<SELECT, TUNE> en
SETUP ENTER.
Selecteer het gewenste nummer met de toetsen <SELECT, TUNE>
2
en SETUP ENTER en druk op de toets gesprek aannemen.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd:
● Een nummer registreren als snelkiesnummer
Druk op
“Add S. Dial” (snelkiesnummer toevoegen) en druk
vervolgens op de gewenste voorkeuzetoets.
● Verwijderen van het geselecteerde nummer
Druk op
“Delete” (verwijderen) en vervolgens op
“Yes” (ja).
5
412
5-9. Bluetooth®-telefoon
Ontvangen van een telefoongesprek
Aannemen van de telefoon
Druk op de toets gesprek aannemen.
Een gesprek weigeren
Druk op de toets gesprek beëindigen.
Ontvangen van een oproep terwijl u een telefoongesprek voert
Druk op de toets gesprek aannemen.
Door weer op de toets gesprek aannemen te drukken keert u terug naar
het vorige gesprek.
Aanpassen van het beltoonvolume tijdens het ontvangen van
een oproep
Wijzig het beltoonvolume met de toets VOL- of VOL+.
Volume verlagen: Druk op de toets VOL-.
Volume verhogen: Druk op de toets VOL+.
5-9. Bluetooth®-telefoon
413
Voeren van een telefoongesprek
Doorschakelen van een telefoongesprek
Tijdens het tot stand brengen van een gesprek, wanneer een gesprek
wordt ontvangen en tijdens een gesprek kan een oproep worden
doorgestuurd tussen de mobiele telefoon en het systeem. Gebruik
een van de volgende methoden:
a. Bedien de mobiele telefoon.
Raadpleeg de handleiding van de mobiele telefoon voor de bediening.
b. Druk op
* “Phone” (telefoon).
*: Deze handeling kan alleen worden uitgevoerd bij het doorschakelen van
een telefoongesprek van de mobiele telefoon naar het systeem tijdens een
telefoongesprek.
Dempen van uw stemgeluid
Druk op
“Mute” (dempen).
5
Cijfers invoeren
Druk op
“0 - 9” en gebruik de toetsen <SELECT, TUNE> en
SETUP ENTER om de gewenste cijfers in te voeren.
• Druk, om de ingevoerde cijfers te verzenden, op
“Send”
(verzenden).
• Druk, wanneer u klaar bent, op
“Wait” (wachten) om terug te
keren naar het vorige scherm.
Instellen van het gespreksvolume
Wijzig het gespreksvolume met de toets VOL- of VOL+.
Volume verlagen: Druk op de toets VOL-.
Volume verhogen: Druk op de toets VOL+.
414
5-9. Bluetooth®-telefoon
Tijdens het telefoongesprek
Praat niet op hetzelfde moment als uw gesprekspartner.
Stel het volume van de stem van uw gesprekspartner laag in. Als het
volume te hoog staat, wordt de stemecho sterker.
Automatische volumeregeling
Als de rijsnelheid 80 km/h of meer bedraagt, wordt het volume automatisch
verhoogd. Het volume keert terug naar het niveau van de vorige volume-
instelling als de rijsnelheid naar 70 km/h of minder daalt.
Functies telefoonsysteem
Afhankelijk van de mobiele telefoon zijn sommige functies mogelijk niet
beschikbaar.
Omstandigheden waaronder het systeem uw stem mogelijk niet kan her-
kennen
Tijdens het rijden op een hobbelige weg
Tijdens het rijden met hoge snelheden
Wanneer lucht uit de uitstroomopeningen tegen de microfoon wordt gebla-
zen
Wanneer de ventilator van de airconditioning veel geluid maakt
5-10. Bluetooth®
415
Bluetooth®
Bij gebruik van Bluetooth®-audio/telefoon
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet.
• De draagbare speler ondersteunt Bluetooth® niet
• De mobiele telefoon bevindt zich buiten het bereik van een mobiel net-
werk
• Het Bluetooth®-apparaat is uitgeschakeld
• De batterij van het Bluetooth®-apparaat is onvoldoende geladen
• Het Bluetooth®-apparaat heeft geen verbinding met het systeem
• Het Bluetooth®-apparaat bevindt zich achter de stoel, in het dashboard-
kastje of in het consolevak, of wordt afgedekt door een metalen voorwerp
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met de mobiele tele-
foon als tegelijkertijd via Bluetooth®-audio wordt afgespeeld.
Afhankelijk van het type draagbare audiospeler dat is verbonden met het
systeem kunnen er verschillen in de bediening zijn of kunnen bepaalde
functies niet beschikbaar zijn.
Als u de auto verkoopt
Zorg ervoor dat u het systeem initialiseert, om misbruik van persoonlijke
gegevens te voorkomen. (→Blz. 401)
Over Bluetooth®
5
Bluetooth is een geregistreerd handels-
merk van Bluetooth SIG. Inc.
Compatibele modellen
Bluetooth®-specificaties:
versie 1.1 of hoger (aanbevolen: versie 2.1 + EDR of hoger)
Volgende profielen:
• A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) versie 1.0 of hoger (aanbe-
volen: versie 1.2 of hoger)
• AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) versie 1.0 of hoger (aanbe-
volen: versie 1.3 of hoger)
Draagbare spelers moeten voldoen aan bovenstaande specificaties om te
kunnen worden aangesloten op het Bluetooth®-audiosysteem. Maar vergeet
niet dat sommige functies beperkt beschikbaar zijn, afhankelijk van het type
van de draagbare speler.
Mobiele telefoon
• HFP (Handsfree-profiel) versie 1.0 of hoger (aanbevolen: versie 1.5)
• OPP (Object Push profiel) versie 1.1
• PBAP (Phone Book Access Profile) versie 1.0
418
5-10. Bluetooth®
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Gebruik de draagbare audiospeler of mobiele telefoon niet en probeer geen
verbinding te maken met het Bluetooth®-systeem.
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Uw audiosysteem is uitgerust met Bluetooth®-antennes. Mensen met
geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplanteerde hartde-
fibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de Bluetooth®-anten-
nes. Radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden.
Alvorens Bluetooth®-apparaten te gebruiken, moeten gebruikers van
medische apparatuur anders dan geïmplanteerde pacemakers, CRT-
pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillatoren contact opnemen met
de fabrikant of leverancier van deze producten om te informeren of radio-
signalen invloed uitoefenen op deze apparatuur. Radiogolven kunnen
onverwachte effecten hebben op de werking van dergelijke medische
apparatuur.
OPMERKING
Bij het verlaten van de auto
Laat uw draagbare audiospeler of mobiele telefoon niet achter in de auto.
De temperatuur in de auto kan hoog oplopen, waardoor uw draagbare
audiospeler of mobiele telefoon beschadigd kan raken.
419
Voorzieningen
6
in het interieur
6-1.
Gebruik van de
6-4.
Overige voorzieningen
airconditioning en de
in het interieur
achterruitverwarming
Overige voorzieningen
Automatische
in het interieur
451
airconditioning
420
• Zonnekleppen
451
Stoelverwarming
429
• Make-upspiegels
451
6-2.
Gebruik van de
• Klok
452
interieurverlichting
• Uitneembare asbak
452
Overzicht
• Accessoire-
interieurverlichting
430
aansluitingen
453
• Interieurverlichting
431
• Armsteun
454
• Make-upverlichting
431
• Handgrepen
454
• Leeslampjes
432
• Kledinghaakjes
455
6-3.
Gebruik van de
• Zonnescherm
opbergmogelijkheden
panoramadak
455
Overzicht van
opbergmogelijkheden
434
• Dashboardkastje
435
• Consolevak
435
• Fleshouders
436
• Bekerhouders
437
• Extra opbergvakken
438
Voorzieningen in
de bagageruimte
439
420
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjager-
snelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse
besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's
met rechtse besturing.
Verder zijn de positie van het display en de knoppen per sys-
teem verschillend.
Bedieningspaneel airconditioning
Zonder modus gescheiden bediening
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
421
Met modus gescheiden bediening
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
1
Temperatuur verhogen
2
Temperatuur verlagen
6
Instellen van de aanjagersnelheid
1
Aanjagersnelheid verhogen
2
Aanjagersnelheid verlagen
422
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Beweeg de luchtcirculatieknop
omhoog of omlaag om de lucht-
circulatiemodus te wijzigen.
Iedere keer dat de knop wordt
bediend, worden er andere uit-
stroomopeningen geselecteerd.
Er stroomt lucht naar het
1
bovenlichaam.
2
Er stroomt lucht naar
het
bovenlichaam en de voeten.
3
Er stroomt lucht naar de voe-
Luchtcirculatieknop
ten.
Er stroomt lucht naar de voe-
4
ten en de voorruitverwarming
is in werking.
Gebruik van de automatische modus
1
Druk op
De ontvochtigingsfunctie wordt ingeschakeld. De uitstroomope-
ningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden auto-
matisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
2
Wijzig de ingestelde temperatuur.
3
Druk op
om de procedure te beëindigen.
Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi
worden bediend, dooft het controlelampje van de automatische
modus. De automatische modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
423
Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder
en voor de voorpassagier (auto's met modus gescheiden
bediening)
Voer een van de volgende procedures uit om de modus voor
gescheiden bediening in te schakelen:
● Druk op
● Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de modus voor gescheiden bediening is ingeschakeld, gaat het con-
trolelampje branden.
Overige functies
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Auto's zonder modus gescheiden bediening
Druk op
om naar de recirculatiemodus te schakelen.
Druk op
om naar de buitenluchtmodus te schakelen.
6
Wanneer de recirculatiemodus is geselecteerd, brandt het controle-
lampje op
Wanneer de buitenluchtmodus is geselecteerd, brandt het controle-
lampje op
Auto's met modus gescheiden bediening
Druk op
Iedere keer als op
wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen
de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus (con-
trolelampje aan).
424
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten
voor te ontwasemen.
Druk op
De ontvochtigingsfunctie werkt en de aanjagersnelheid neemt toe.
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en
zijruiten voor sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op
om terug te
keren naar de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen aanjager
De instellingen voor de aanjagersnelheid kunnen worden gewijzigd.
1
Druk op
2
Druk op
3
Elke keer als
wordt ingedrukt, verandert de aanjagersnel-
heid als volgt.
MEDIUM→SOFT→FAST
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
425
Uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
(→Blz. 422)
: Sommige uitvoeringen
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uit-
stroomopeningen
Uitstroomopeningen midden voor
Richt de luchtstroom naar
1
links of rechts, boven of
beneden.
Draai de knop naar boven
2
om de uitstroomopening te
openen en naar beneden om
6
de uitstroomopening te slui-
ten.
Uitstroomopeningen voor
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
426
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
1
De uitstroomopening openen
2
De uitstroomopening sluiten
Werking van de airconditioning in de ECO-modus
In de ECO-modus wordt de airconditioning als volgt bediend voor een laag
brandstofverbruik:
Het motortoerental en de werking van de compressor worden geregeld om
de verwarm-/koelcapaciteit te beperken
Wanneer de automatische modus is gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
Doe het volgende om de prestaties van de airconditioning te verbeteren:
Wijzig de aanjagersnelheid
Schakel de ECO-modus uit
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de aanjager even worden uitgescha-
keld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakke-
lijk beslaan. Wanneer
wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de
uitstroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ont-
wasemd.
Als u
uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
427
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Zet bij het rijden op stoffige wegen, in tunnels of in druk verkeer de luchttoe-
voertoets in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er buitenlucht de
auto in stroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemodus wordt
ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto effectief gekoeld.
Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/recirculatiemodus automatisch inge-
schakeld afhankelijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de
auto.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op
wordt
gedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te
laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
• We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
• Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager direct nadat de aircondi-
tioning in de automatische modus wordt ingeschakeld even vertraagd.
6
Interieurfilter
→Blz. 506
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de instelling van de airconditioning) kunnen worden
gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 616)
428
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik
niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
Plaats geen voorwerpen op het dash-
board die de uitstroomopeningen kun-
nen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de bui-
tenspiegelverwarming is ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is uitgeschakeld, de airconditioning niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is.

Была ли эта страница вам полезна?
Да!Нет
3 посетителя считают эту страницу полезной.
Большое спасибо!
Ваше мнение очень важно для нас.

Нет комментариевНе стесняйтесь поделиться с нами вашим ценным мнением.

Текст

Политика конфиденциальности