Toyota Auris Hybrid Touring Sports (2018). Manual in Dutch — 14

8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
537
Procedure bij slepen in een noodgeval
1
Haal het sleepoog tevoorschijn. (→Blz. 559, 572)
2
Verwijder het afdekkapje van
het sleepoog met een sleufkop-
schroevendraaier.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek
om schade te voorkomen.
Plaats het sleepoog in de ope-
3
ning en draai het zo ver moge-
lijk met de hand vast.
Draai het sleepoog stevig vast
4
met behulp van een wielmoer-
sleutel* of een stevige metalen
stang.
*: Als de auto niet is uitgerust met
een wielmoersleutel, kunt u een
aanschaffen bij een erkende
8
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
5
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
6
Stap in de weg te slepen auto en start het hybridesysteem.
Als het hybridesysteem niet start, zet dan het contact AAN.
7
Zet de selectiehendel in schakelstand N en deactiveer de parkeer-
rem.
538
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Tijdens het slepen
Als het hybridesysteem is uitgeschakeld, werken de rem- en stuurbekrachti-
ging niet. Hierdoor zullen het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan nor-
maal.
Wielmoersleutel
Auto's zonder wielmoersleutel: Een wielmoersleutel is verkrijgbaar bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Auto's met wielmoersleutel: De wielmoersleutel bevindt zich in de bagage-
ruimte. (→Blz. 559)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de wie-
len van de grond. Als de voorwielen tij-
dens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onder-
delen beschadigd raken of kan door de
werking van de motor opgewekte energie
brand veroorzaken afhankelijk van de
aard van de schade of storing.
Tijdens het slepen
Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan plotse-
ling optrekken, enz. waardoor er extreme krachten op het sleepoog en de
sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. Het sleepoog en de kabel of
ketting kunnen beschadigd raken en afgebroken stukken kunnen perso-
nen raken en ernstige schade veroorzaken.
Zet het contact niet UIT.
Dit kan leiden tot een ongeval doordat de voorwielen geblokkeerd worden
door de parkeerblokkering.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed vastzitten.
Als dat niet het geval is, dan kunnen de sleepogen bij het slepen losraken.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
539
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
Sleep de auto nooit aan de achterzijde als het contact UIT staat. Het stuur-
slot is niet sterk genoeg om de voorwielen in de rechtuitstand te houden.
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan
de auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto tijdens slepen in een
noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan onderdelen van de wielop-
hanging.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij gebruik van een
autoambulance
Rijd niet over de wielblokken, anders kunnen de banden beschadigd
raken.
Bevestig de gordels alleen om de wielen en niet om andere delen van de
auto (zoals de wielophanging).
8
540
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, moet uw
auto mogelijk worden afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Zichtbare symptomen
● Sporen van lekkage onder de auto.
(Na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal.)
● Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
● De waarschuwing hoge koelvloeistoftemperatuur wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
Hoorbare symptomen
● Abnormale uitlaatgeluiden
● Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
● Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegin-
gen van de wielophanging
● Pingelende of andere abnormale geluiden uit de motorruimte
Merkbare symptomen
● De motor hapert, stottert of draait onregelmatig
● Een merkbaar verlies aan trekkracht
● De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
● De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
● Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
541
Als een waarschuwingslampje gaat bran-
den of een waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van
de waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een
van de lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uit-
gaat, is er niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aan-
wezig. Als deze situatie echter blijft voortduren, laat uw auto dan
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Overzicht waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers
Waarschu-
Waarschuwingslampje/details/handelingen
wingslampje
Waarschuwingslampje remsysteem rood
(waarschu-
wingszoemer)*1
Geeft het volgende aan:
• Het remvloeistofniveau is te laag; of
• Er zit een storing in het remsysteem.
Dit lampje gaat ook branden als de parkeerrem niet
gedeactiveerd is. Als het lampje uitgaat nadat de par-
keerrem gedeactiveerd is, werkt het systeem normaal.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
8
dige. Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
Waarschuwingslampje remsysteem in geel
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het regeneratieve remsysteem; of
• Het elektronisch geregelde remsysteem
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
542
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Waarschu-
Waarschuwingslampje/details/handelingen
wingslampje
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
Geeft aan dat de motor oververhit raakt. (→Blz. 594)
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het hybridesysteem;
• Het elektronische motorregelsysteem; of
• De elektronische smoorklepregeling
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het SRS-airbagsysteem; of
• Het gordelspannersysteem
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het ABS; of
• Het Brake Assist-systeem
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektri-
sche stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbe-
krachtiging (EPS)
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
543
Waarschu-
Waarschuwingslampje/details/handelingen
wingslampje
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
• De VSC (Vehicle Stability Control);
• De TRC (Traction Control); of
• De Hill Start Assist Control
Het lampje gaat knipperen wanneer het ABS, de VSC of
(Gaat branden)
de TRC in werking is. (→Blz. 345)
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje PCS
Wanneer het waarschuwingslampje knippert (en een zoe-
mer klinkt):
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-
Crash Safety-systeem)
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Wanneer het waarschuwingslampje brandt:
Geeft aan dat het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) tijde-
lijk niet beschikbaar is, mogelijk als gevolg van een van de
onderstaande zaken:
• Het deel van de voorruit rondom de sensor voor is vuil,
(indien aanwezig)
beslagen of bedekt door condens, ijs, stickers, e.d.
Verwijder het vuil, de condens, het ijs, de stickers,
enz. (Blz. 289)
• De temperatuur van de sensor voor ligt buiten het wer-
8
kingsbereik
Wacht een tijdje totdat het gebied rondom de sensor
voor voldoende is afgekoeld.
• Het VSC (Vehicle Stability Control-systeem) of het PCS
(Pre-Crash Safety-systeem) is uitgeschakeld of beide
systemen zijn uitgeschakeld.
Schakel om het Pre-Crash Safety-systeem in te scha-
kelen zowel het VSC-systeem als het PCS-systeem in.
(Blz. 294, 346)
544
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Waarschu-
Waarschuwingslampje/details/handelingen
wingslampje
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof onge-
veer 6,8 liter of minder is
Vul de brandstoftank.
Controlelampje
(waarschuwingszoemer) bestuurders-
en voorpassagiersgordel*2
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de
veiligheidsgordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet
ook de veiligheidsgordel voor de voorpassagier wor-
den vastgemaakt, zodat het waarschuwingslampje
(de waarschuwingszoemer) uitgaat.
Controlelampjes
(waarschuwingszoemer) veiligheids-
gordel achterpassagiers*2
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel
om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Als het lampje gaat branden:
Lage bandenspanning, bijvoorbeeld door
• Natuurlijke oorzaken (→Blz. 546)
• Lekke band (→Blz. 558, 570)
Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige indien het
lampje niet dooft nadat de banden op spanning zijn
(indien aanwezig)
gebracht.
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende
1
minuut geknipperd heeft:
Storing in het waarschuwingssysteem voor lage banden-
spanning (→Blz. 546)
Laat het systeem controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
545
Waarschu-
Waarschuwingslampje/details/handelingen
wingslampje
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat
branden en knippert om aan te geven dat het centrale
waarschuwingssysteem een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 549
*1: Waarschuwingszoemer remsysteem:
Als er zich een probleem voordoet dat de remprestaties nadelig zou kun-
nen beïnvloeden, gaat het waarschuwingslampje branden en klinkt er een
waarschuwingszoemer.
Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de parkeerrem nog niet is gede-
activeerd (als de auto een snelheid van 5 km/h heeft bereikt).
*2: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordels herinnert de bestuur-
der en de passagiers eraan de veiligheidsgordel om te doen. De zoemer
klinkt gedurende 30 seconden nadat de auto een snelheid van ten minste
20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel daarna nog niet is vastge-
maakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een ander geluid horen.
Detectiesensor voorpassagier, controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en de waarschuwingszoemer laten klin-
ken, ook al zit er niemand op de passagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht niet
goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
8
Het motorcontrolelampje gaat branden als de brandstoftank volledig leeg
raakt. Vul de brandstoftank onmiddellijk als deze leeg is. Het motorcontrole-
lampje gaat na enkele ritten weer uit.
Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als het motorcontrolelampje niet uit gaat.
546
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afge-
koeld.
Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
Als het waarschuwingslampje na enkele minuten niet uitgaat, controleer dan
of de bandenspanning in orde is en voer de initialisatie uit.
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door
een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwingslampje
na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spanning
gebracht zijn.
Als een wiel wordt vervangen door het reservewiel (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender. Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje lage banden-
spanning niet uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band vervangen door
het reservewiel. Vervang het reservewiel door het wiel met de gerepareerde
band en breng de band op de juiste spanning. Het waarschuwingslampje
lage bandenspanning zal na een paar minuten uitgaan.
Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet juist werkt (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
→Blz. 489
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft wanneer het contact AAN
wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de audio hoog staat.
Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische stuurbe-
krachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is of tijdelijk daalt, kan het waarschu-
wingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan branden en kan er
een waarschuwingszoemer klinken.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
547
WAARSCHUWING
Als de waarschuwingslampjes van het ABS en het remsysteem blijven
branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en laat uw auto
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De auto
kan tijdens het remmen extreem onstabiel worden en het ABS-systeem
treedt mogelijk niet in werking, waardoor een aanrijding en ernstig letsel
kunnen ontstaan.
Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast
en oefen meer kracht uit.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt
u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
Auto's met compact reservewiel: Als, nadat de banden op spanning zijn
gebracht, het waarschuwingslampje opnieuw gaat branden, kan dit erop
duiden dat er een band lek is. Controleer de banden. Vervang het wiel met
de lekke band door het reservewiel en laat de band repareren door de
dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Auto's met bandenreparatieset: Als, nadat de banden op spanning zijn
gebracht, het waarschuwingslampje opnieuw gaat branden, kan dit erop
duiden dat er een band lek is. Controleer de banden. Repareer een lekke
band met de bandenreparatieset.
8
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de rem-
men kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen
in werking treedt.
548
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem goed
werkt (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Monteer geen banden met verschillende specificaties of van verschillende
merken, anders werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem moge-
lijk niet goed.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
549
Als er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Het multi-informatiedisplay waarschuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen, of geeft meldingen over nood-
zakelijk onderhoud weer. Voer de juiste herstelprocedure uit
wanneer er een melding verschijnt.
Centraal waarschuwingslampje
1
Het centrale waarschuwings-
lampje gaat ook branden of knip-
peren om aan te geven dat er op
dat moment een melding wordt
weergegeven op
het multi-informa-
tiedisplay.
Multi-informatiedisplay
2
Als er weer een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven of een
controlelampje gaat branden na het uitvoeren van de volgende han-
delingen, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8
550
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Meldingen en waarschuwingen
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhan-
kelijk van de soort melding. Als de melding aangeeft dat controle door
een dealer noodzakelijk is, laat dan de auto direct nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waar-
schuwings-
Waarschuwings-
Waarschuwing
lampje
zoemer*
systeem
Duidt op een belangrijke situatie,
bijvoorbeeld wanneer een rijsys-
Gaat
teem defect is of wanneer er
Klinkt
branden
gevaar ontstaat wanneer de her-
stelprocedure niet wordt uitge-
voerd
Duidt op een belangrijke situatie,
Gaat
bijvoorbeeld wanneer de syste-
branden
Klinkt of klinkt
men die worden aangegeven op
of
niet
het multi-informatiedisplay defect
knipperen
zijn.
Geeft een bepaalde situatie aan,
bijvoorbeeld wanneer er schade
Knippert
Klinkt
aan de auto is, of wanneer er
gevaar bestaat
Geeft een bepaalde conditie aan,
bijvoorbeeld een storing in de
Gaat
Klinkt niet
elektronische onderdelen, de
branden
staat van de onderdelen, of wan-
neer er onderhoud vereist is
Geeft een bepaalde situatie aan,
bijvoorbeeld wanneer een hande-
Klinkt niet
ling onjuist is uitgevoerd, of hoe
een handeling op juiste wijze
moet worden uitgevoerd
*: Een zoemer klinkt voor het eerst en er verschijnt een melding op het multi-
informatiedisplay
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
551
Als schakelen van de hybridetransmissie niet mogelijk is
De volgende meldingen worden mogelijk weergegeven. Neem de
juiste maatregelen, zoals hieronder aangegeven:
Als “12-volt battery low. Shifting unavailable. Read Owner’s
Manual.” (12V-accu ontladen. Schakelen niet mogelijk. Raad-
pleeg handleiding) wordt weergegeven
Geeft aan dat er werd geprobeerd om de schakelstand te wijzigen
terwijl de spanning van de 12-V accu laag was.
Laad de 12V-accu op of vervang hem.
Als “Shifting temporarily unavailable. Wait a moment and try
again.” (Schakelen tijdelijk niet mogelijk. Wacht even en pro-
beer het opnieuw) wordt weergegeven
Geeft aan dat de selectiehendel en de schakelaar voor stand P her-
haaldelijk en snel achter elkaar werden bediend.
Wacht ongeveer 20 seconden en zet de selectiehendel in een
andere stand.
Als “Switched to N. To engage P mode, stop car then press P
switch.” (Schakelstand N ingeschakeld. Breng auto tot stil-
stand en druk op schakelaar stand P om stand P in te schake-
len) wordt weergegeven
Geeft aan dat de schakelaar voor stand P tijdens het rijden is inge-
drukt en dat de schakelstand automatisch is gewijzigd in stand N.
Breng, om schakelstand P te kunnen inschakelen, de auto volledig
tot stilstand en druk op de schakelaar voor stand P. Zet, om te kun-
nen blijven rijden, de selectiehendel in schakelstand D of R.
8
552
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als er aandachtspunten zijn met betrekking tot het parkeren
Laat de auto zo snel mogelijk controleren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als een van de volgende meldingen
wordt weergegeven. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en
zorg ervoor dat de auto goed op de parkeerrem staat.
Als “P lock malfunction. When parking, park in flat place and
apply parking brake securely” (Storing vergrendeling stand P.
Parkeer op een vlakke ondergrond en activeer parkeerrem
goed) wordt weergegeven
Geeft het volgende aan:
● Het parkeerblokkeringsmechanisme werkt mogelijk niet. Ook kan
de selectiehendel mogelijk niet in stand P gezet worden.
● Het hybridesysteem kan mogelijk niet gestart worden.
● Het contact kan mogelijk niet UIT worden gezet.
Als het contact niet uitgezet kan worden, activeer dan de parkeer-
rem en bedien de startknop om het contact uit te zetten.
Als “Shift system failure. When parking, apply parking brake.
keren parkeerrem. Raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Zie “P lock malfunction. When parking, park in flat place and apply
parking brake securely.” (Storing vergrendeling stand P. Parkeer op
een vlakke ondergrond en activeer parkeerrem goed).
Als “Shift system comm. failure. When parking, apply parking
teem. Activeer bij parkeren parkeerrem. Raadpleeg handlei-
ding) wordt weergegeven
Geeft aan dat de functie voor het automatisch selecteren van stand
P mogelijk niet werkt. Druk op de schakelaar voor stand P alvorens
het contact uit te zetten. Controleer met behulp van de schakel-
standindicator of de schakelstand is gewijzigd naar P
Als “12-volt battery low. When parking, apply parking brake.
ren parkeerrem. Raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Geeft het volgende aan:
● De 12V-accu is mogelijk niet voldoende opgeladen.
● De selectiehendel kan mogelijk niet in stand P gezet worden.
● Het hybridesysteem kan mogelijk niet gestart worden.
Laad de 12V-accu op of vervang hem. Na het laden van de 12V-
accu wordt de melding mogelijk nog weergegeven totdat de selec-
tiehendel in een andere stand dan P wordt gezet.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
553
Als een melding over het hybridesysteem of het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt weergegeven
Als een van de volgende meldingen wordt weergegeven, neem dan
de juiste maatregelen, zoals hieronder aangegeven:
Als “Press brake when vehicle is stopped. Hybrid system may
overheat.” (Trap rempedaal in wanneer auto stilstaat. Hybri-
desysteem is mogelijk oververhit) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt om de auto op een helling omhoog te laten stilstaan, enz.
Als deze situatie blijft voortduren, kan het hybridesysteem overver-
hit raken. Laat het gaspedaal los en trap het rempedaal in.
Als “Hybrid battery low. Hybrid system stopped. Shift to P and
restart.” (Batterijpakket bijna leeg. Hybridesysteem uitgescha-
keld. Zet selectiehendel in stand P en herstart) wordt weerge-
geven
De melding wordt weergegeven wanneer het batterijpakket (tractie-
batterij) bijna leeg is, doordat de selectiehendel lange tijd in stand N
heeft gestaan.
Volg de instructie en start het hybridesysteem.
Als “Hybrid system malfunction. Stop in a safe place. See
owner’s manual.” (Storing hybridesysteem. Breng auto op vei-
lige plaats tot stilstand. Raadpleeg handleiding) wordt weerge-
geven
Raadpleeg “Als een melding om de handleiding te raadplegen
wordt weergegeven”. (→Blz. 555)
8
554
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als “Hybrid battery low. Shift out of N to recharge.” (Batterij-
pakket bijna leeg. Zet selectiehendel in andere stand dan N om
te laden) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het batterijpakket (tractie-
batterij) bijna leeg is.
Wanneer het batterijpakket (tractiebatterij) lange tijd uitgeschakeld
is geweest, zet dan de selectiehendel in stand P, aangezien het
batterijpakket (tractiebatterij) niet kan worden geladen wanneer de
selectiehendel in stand N staat.
Als
“Hybrid system overheated. Reduced output power.”
(Hybridesysteem oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven
Deze melding wordt mogelijk weergegeven tijdens het rijden onder
zware omstandigheden.
(Bijvoorbeeld wanneer u een lange steile helling op rijdt.)
Oplossing: →Blz. 594
Als “Maintenance required for hybrid battery cooling parts at
your dealer.” (Onderhoud bij dealer vereist voor koelonderde-
len batterijpakket) wordt weergegeven
Het filter kan verstopt zitten, de ventilatieopening kan geblokkeerd
zijn of er kan een gat in het kanaal zitten. Laat onderhoud aan de
koelcomponent van het batterijpakket
(tractiebatterij) uitvoeren
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
555
Als een melding om de handleiding te raadplegen wordt weerge-
geven
● Als een van de volgende meldingen wordt weergegeven, neem dan
de juiste maatregelen, zoals aangegeven op de volgende bladzij-
den van deze handleiding:
(12V-accu ontladen. Schakelen niet mogelijk. Raadpleeg hand-
leiding): →Blz. 551
“Shift system failure. When parking, apply parking brake. Read
owner’s manual.” (Storing schakelsysteem. Activeer bij parkeren
parkeerrem. Raadpleeg handleiding): →Blz. 552
“Shift system comm. failure. When parking, apply parking brake.
Read owner’s manual.”
(Communicatiefout schakelsysteem.
Activeer bij parkeren parkeerrem. Raadpleeg handleiding):
→Blz. 552
“12-volt battery low. When parking, apply parking brake. Read
keerrem. Raadpleeg handleiding): →Blz. 552
● Als de onderstaande meldingen worden weergegeven, is er moge-
lijk sprake van een storing.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en
neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
“Brake effectiveness is reduced due to failure, please stop in a
safe area and check manual.” (Verminderde remwerking als
8
gevolg van een storing. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en raadpleeg de handleiding.)
“Hybrid system malfunction. Stop in a safe place. See owner’s
manual.” (Storing hybridesysteem. Breng auto op veilige plaats
tot stilstand. Raadpleeg handleiding)
● Als onderstaande melding wordt weergegeven, is er mogelijk
sprake van een storing.
Laat de auto direct nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
systeem. Raadpleeg handleiding)
556
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Andere meldingen die op het multi-informatiedisplay worden
weergegeven
Neem de juiste maatregelen, zoals aangegeven in de weergegeven
melding. Als een van de onderstaande meldingen wordt weergege-
ven, raadpleeg ook dan de handleiding.
Als “Check charging system.” (Controleer laadsysteem) wordt
weergegeven
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem van de
auto. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Als “Engine oil pressure low.” (Lage motoroliedruk.) wordt
weergegeven
Geeft aan dat de motoroliedruk te laag is. Breng de auto onmiddel-
lijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer “Headlight system malfunction. Visit your dealer.”
(Storing in koplampsysteem. Ga naar uw dealer.) wordt weer-
gegeven
Er is mogelijk een storing in de onderstaande systemen aanwezig.
Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
● De led-koplampen
● De automatische verticale koplampverstelling
● Automatic High Beam-systeem
Als “Front sensor systems are temporarily unavailable due to
inappropriate temp. Wait a moment.” (Sensorsystemen voor
zijn tijdelijk niet beschikbaar als gevolg van een onjuiste tem-
peratuur. Wacht een ogenblik.) of “Front Camera Vision Bloc-
ked Clean and Demist Windshield.”
(Zicht camera voor
belemmerd. Reinig en ontwasem de voorruit.) wordt weergege-
ven (indien aanwezig)
De onderstaande systemen worden mogelijk tijdelijk uitgeschakeld
tot het in de melding aangegeven probleem is opgelost.
● PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
● LDA (Lane Departure Alert)
● Automatic High Beam-systeem
● RSA (Road Sign Assist)
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
557
Als “Shift to P Before Exiting Vehicle” (Zet selectiehendel in
stand P voordat u de auto verlaat) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl het contact niet UIT is gezet en de selectie-
hendel in een andere stand dan P stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift is in N. Release accelerator before shifting” (Selec-
tiehendel staat in stand N. Laat vóór het schakelen het gaspe-
daal los) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt en de selectiehendel in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en zet de selectiehendel in stand D of R.
Waarschuwingslampjes systeem
In de volgende situatie gaat het centrale waarschuwingslampje niet branden
of knipperen. In plaats daarvan gaat een apart waarschuwingslampje van het
systeem branden terwijl een melding op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
Storing in het remsysteem
Het waarschuwingslampje van het remsysteem gaat branden. (→Blz. 541)
Hoge koelvloeistoftemperatuur
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur wordt weergege-
ven. (→Blz. 542)
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de audio hoog staat.
8
558
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als uw auto een lekke band heeft (auto's
met een reservewiel)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan wor-
den vervangen door het reservewiel.
Voor meer informatie over banden: Blz. 485
WAARSCHUWING
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
● Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige,
vlakke ondergrond.
● Activeer de parkeerrem.
● Zet de selectiehendel in stand P.
● Schakel het hybridesysteem uit.
● Schakel de alarmknipperlichten in. (→Blz. 532)
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
559
Locatie van reservewiel, krik en gereedschap
1
Krikslinger
4
Reservewiel
2
Wielmoersleutel
5
Sleepoog
3
Krik
8
560
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
Gebruik van de krik
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat
tot ernstig letsel kan leiden.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een lekke band uitsluitend de met de
auto meegeleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Zet de krik op de juiste wijze onder het kriksteunpunt.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start het hybridesysteem niet en ga niet met de auto rijden als deze door
de krik wordt ondersteund.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Zorg wanneer u de auto laat zakken dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte van het laten zakken.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
561
Verwijderen van de krik
1
Auto's met afdekplaten: Verwijder de middelste afdekplaten en het
opbergvak. (→Blz. 441)
Verwijder de afdekking van de
2
bagageruimtevloer.
Haal de krik eruit.
3
Verwijderen van het reservewiel
1
Auto's met afdekplaten: Verwijder de middelste afdekplaten en het
opbergvak. (→Blz. 441)
Verwijder de afdekking van de
2
bagageruimtevloer en de
8
gereedschapkoffer.
562
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
3
Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
WAARSCHUWING
Bij het opbergen van het reservewiel
Zorg ervoor dat er geen vingers of andere lichaamsdelen tussen het reser-
vewiel en de carrosserie bekneld raken.
Vervangen van een wiel met een lekke band
1
Plaats wielblokken.
Lekke band
Positie wielblok
Links
Achter het rechter achterwiel
Voor
Rechts
Achter het linker achterwiel
Links
Voor het rechter voorwiel
Achter
Rechts
Voor het linker voorwiel
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
563
2
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Draai deel A van de krik met de
3
hand aan totdat de uitsparing in
de kop van de krik in contact
komt met het kriksteunpunt.
De aanduidingen van de kriksteun-
punten bevinden zich onder de
dorpel. Deze duiden de kriksteun-
punten aan.
4
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
5
Verwijder alle wielmoeren en
het wiel.
8
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
564
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
Vervangen van een wiel met een lekke band
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat met
de auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de rem-
men mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen tijdens het verwisselen
van een wiel, enz. met uw handen, voeten of andere lichaamsdelen aan-
raakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
• Breng nooit olie of vet aan op de wielbouten of -moeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Bovendien kunnen door gebruik van olie of vet de wielbouten of wiel-
moeren loslopen, waardoor het wiel los kan raken en een ernstig onge-
val kan ontstaan. Verwijder olie of vet van de wielbouten of wielmoeren.
• Laat na het verwisselen van een wiel de wielmoeren zo snel mogelijk
met een momentsleutel vastdraaien met 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf).
• Plaats een beschadigde naafdop niet opnieuw, omdat deze tijdens het
rijden los kan raken.
• Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die
speciaal zijn ontworpen voor het desbetreffende wiel.
• Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of bout-
gaten van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
• Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
(→Blz. 505)
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
565
Plaatsen van het reservewiel
Verwijder eventueel aanwezige
1
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
2
Plaats het wiel en draai elke wielmoer met de hand ongeveer in
dezelfde mate vast.
Draai de moeren verder tot het
Taps gedeelte
tapse gedeelte aan ligt tegen
de velg.
Velg
Laat de auto zakken.
3
8
566
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
4
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in
de afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Berg het wiel met de lekke band, de krik en het gereedschap op.
5
Het compacte reservewiel
Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aandui-
ding TEMPORARY USE ONLY (alleen voor tijdelijk gebruik).
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk en alleen in noodgevallen.
Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel.
(→Blz. 610)
Bij gebruik van het compacte reservewiel
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd dan
wanneer er gereden wordt met de standaardbanden.
Bij gebruik van het compacte reservewiel (auto's met bandenspannings-
waarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aange-
geven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u
het compacte reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor een
lage bandenspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs
Vervang een van de achterwielen van de auto door het compacte reserve-
wiel. Voer onderstaande stappen uit en monteer sneeuwkettingen op de voor-
wielen:
1
Vervang het wiel links of rechts achter door het compacte reservewiel.
2
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de achter-
zijde afkomstig is.
3
Monteer sneeuwkettingen op de voorwielen.
568
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Houd er rekening mee dat het reservewiel speciaal ontworpen is voor
gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder een
andere auto.
Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw auto.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotselinge acceleratie, deceleratie, sterk afremmen en sterke
stuurbewegingen.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed werken:
• ABS en Brake Assist
• Cruise control (indien aanwezig)
• VSC
• EPS
• TRC
• PCS (indien aanwezig)
• Automatic High Beam-systeem
• LDA (Lane Departure Alert)
(indien aanwezig)
(indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto
is gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelhe-
den. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwer-
pen bij een aanrijding of bij hard remmen letsel veroorzaakt.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
569
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in het wegdek heen als het com-
pacte reservewiel onder de auto gemonteerd is.
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de standaardbanden. Wees voorzichtig
bij het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie beschadigen en het rijgedrag in nega-
tieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en
-zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang bij het vervangen van
de band de bandenspanningssensor en -zender. (→Blz. 486)
8
570
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een bandenreparatieset)
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een spijker of schroef die
door het loopvlak van de band steekt, kan tijdelijk worden gere-
pareerd met de bandenreparatieset. (De set bestaat uit een fles
met bandenreparatievloeistof. De bandenreparatievloeistof kan
slechts één keer worden gebruikt voor de tijdelijke reparatie van
één band, waarbij de spijker of schroef in het loopvlak moet blij-
ven zitten.) Afhankelijk van de schade kan deze set niet worden
gebruikt om de band te repareren. (Blz. 571)
Laat na de noodreparatie met de bandenreparatieset de band
repareren of vervangen door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Met de bandenreparatieset kunnen
alleen tijdelijke reparaties worden uitgevoerd. Laat de band zo
snel mogelijk repareren of vervangen.

Была ли эта страница вам полезна?
Да!Нет
7 посетителей считают эту страницу полезной.
Большое спасибо!
Ваше мнение очень важно для нас.

Нет комментариевНе стесняйтесь поделиться с нами вашим ценным мнением.

Текст

Политика конфиденциальности